In 2018 publiceerde Kifid de zogenoemde ‘Richtinggevende Uitspraken van de Commissie van Beroep van Kifid (‘CvB’) inzake Beleggingsverzekeringen’. De uitspraken van CvB waren bedoeld om de bestaande voorraad klachten over beleggingsverzekeringen af te handelen.
Deze publicatie is voor ons aanleiding geweest om Consumenten met een mogelijke klacht over een, of meerdere beleggingsverzekering(en) een laagdrempelige dienst (no-cure/no-pay) aan te bieden om hun beleggingsverzekering te laten onderzoeken op het mogelijk te kort schieten van de verzekeraar.
Naar nu blijkt was het was zeker niet de bedoeling van Kifid om met de richtinggevende uitspraken nieuwe klachten over beleggingsverzekeringen aan te trekken. Integendeel. De onderstaande publicatie op de website van Kifid, betreffende een update over de stand van zaken bij de afhandeling van beleggingsverzekeringen, bevestigt de agenda van Kifid:
‘We gaan gestaag door met de behandeling van de nog resterende klachten. Nu we steeds minder nieuwe beleggingsverzekeringsklachten ontvangen, komt het moment dichterbij dat we dit hoofdstuk voor iedereen kunnen sluiten.” (Vetdruk toegevoegd)
https://www.kifid.nl/kifid-beleggingsverzekeringsklachten-blijven-afnemen/
De door ons ingediende klachten over beleggingsverzekeringen worden meestal afgewezen op basis van het argument dat deze vorderingen zijn verjaard, tenzij tijdig gestuit:
‘De meeste klachten over beleggingsverzekeringen, die Kifid nu fasegewijs afrondt, zijn al langer geleden ingediend. Verzekeraars hebben in die oude klachten veelal tevergeefs een beroep gedaan op verjaring. Dat is anders in een aantal klachten, die pas eind 2017 en in 2018 door consumenten zijn ingediend bij Kifid. De Geschillencommissie heeft in veel van deze klachten geoordeeld dat de consument te lang heeft stilgezeten, zo blijkt uit de zeven vandaag gepubliceerde uitspraken’
https://www.kifid.nl/kifid-klacht-verjaart-als-consument-te-lang-stilzit/
Van tijdige stuiting is zelden sprake. Wij merken dat Consumenten niet bekend zijn met deze juridische term. Ook hebben zij niet kunnen vermoeden dat zij geacht werden hun ‘schade’ te onderbouwen nadat zij in 2011/2012 van de verzekeraar te horen hadden gekregen dat zij wel of niet voor compensatie in aanmerking kwamen.
Niet onbelangrijk in dit verband is te melden dat in uitspraken 2020-267 en 2020-268 het volgende is bepaald:
‘Verzekeraar stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van Consument en zijn echtgenote zijn verjaard. Op Verzekeraar rust dan de last om de feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan volgen dat en wanneer de verjaringstermijn is gaan lopen. Voor zover de vordering gebaseerd is op de compensatieregeling heeft Verzekeraar dat gedaan (toegevoegd: relatieve verjaringstermijn van vijf jaren ) Dit geldt niet voor de vorderingen van Consument en zijn echtgenote ter zake van de kosten. De Commissie kan daarom niet vaststellen dat die vordering is verjaard ‘
Als er kosten in rekening zijn gebracht (zoals kan blijken uit het jaarlijkse waarde overzicht) en voor deze kosten ontbreekt grondslag dan wordt voor deze kosten geen wilsovereenstemming aangenomen. De kosten zijn door de Consument onverschuldigd betaald. De verzekeraar dient deze kosten alsnog te compenseren aan Consument.
De vraag is dan waarom klachten over beleggingsverzekeringen die na 2018 zijn ingediend niet van deze uitspraak gebruik kunnen maken? Als ook blijkt dat de absolute verjaringstermijn van twintig (20) jaar ex art. 3:310 lid 1 BW niet is voltooid?