Kifid zaaknummer | 20.01114 |
Datum klacht verzekeraar | 27-02-2020 |
Datum start Kifid procedure | 08-03-2020 |
Datum Kifid uitspraak | 25-10-2022 |
Bindend of niet-bindend advies | Bindend |
Het bijzondere risico op voortijdige beëindiging van de verzekering
Een belangrijk nadeel van een Universal Life verzekering is het zogeheten hefboom- en inteereffect. Het gevolg daarvan kan zijn dat de optelsom van de door de verzekeringnemer jaarlijks betaalde premie en de poliswaarde op enig moment te laag wordt om de kosten en risicopremies van de verzekeraar te betalen. De verzekeraar zal dan besluiten om de polis te beëindigen waardoor bij overlijden geen uitkering volgt en de polis, bij niet overlijden, zonder enige waarde zal eindigen.
De Commissie van Beroep oordeelde in CvB 2017-023a als volgt over het niet vooraf door de verzekeraar verstrekken van informatie over dit bijzonder risico op voortijdige beëindiging:
Randnummer 4.29
Aangezien Verzekeraar heeft nagelaten Belanghebbende tijdig volledige, duidelijke en nauwkeurige informatie over het in 4.22 bedoelde bijzondere risico te verstrekken, is Verzekeraar tekortgeschoten in haar verplichtingen uit hoofde van artikel 2 lid 2 onder b en h Riav 1994
Dat heeft tot gevolg dat de verzekeraar een onrechtmatige daad heeft gepleegd en voor de schade dientengevolge aansprakelijk gesteld kan worden door de verzekeringnemer:
Randnummer 4.31
‘Daarbij dient ervan te worden uitgegaan dat Verzekeraar, door niet te waarschuwen voor dit bijzondere risico, mede (toerekenbaar) is tekortgeschoten in een jegens Belanghebbende bestaand bijzondere zorgplicht van civielrechtelijke aard en derhalve gehouden is om, indien en voor zover Belanghebbende als gevolg daarvan schade heeft geleden, deze aan hem te vergoeden;
Na alleen een schriftelijke procedure te hebben gevolgd en de noodzaak voor een hoorzitting blijkbaar niet te voelen komt de Geschillencommissie tot de volgende conclusie:
De commissie stelt vast dat de consument het bestaan van dit bijzondere risico niet aannemelijk heeft gemaakt. Bovendien stelt de commissie vast dat op grond van artikel 16.7 in de voorwaarden, geen sprake is van verval van de polis zodra de poliswaarde nul is, zolang de consument de premie blijft voldoen. Daarom is dit klachtonderdeel ongegrond.
De Geschillencommissie heeft met een half oog naar de polisvoorwaarden gekeken en bewust een belangrijk, relevant artikel genegeerd:
Art 12.3
‘De verzekering zal worden beëindigd op het moment dat er geen fondseenheden meer aanwezig zijn in de polis zonder dat nog enige betaling door Universal Leven of door de verzekeringnemer verschuldigd is’.
De verzekeraar komt in het verweerschrift bij hoger beroep tot dezelfde conclusie:
‘Zo stond in het waarde-overzicht van 2009 een negatief voorbeeldkapitaal op basis van het historisch voorbeeldrendement van 4,27% . Consument kon hieruit afleiden dat bij een ongewijzigde voortzetting de verzekering vroegtijdig zou eindigen (!)’
Het negeren van informatie die in het voordeel van de consument werkt heeft geleid tot afwijzing van de klachtonderdeel. De stuitende oneerlijkheid in dit soort uitspraken is hét handelskenmerk van de Geschillencommissie geworden.