Kifid zaaknummer | 20.01114 |
Datum klacht verzekeraar | 27-02-2020 |
Datum start Kifid procedure | 08-03-2020 |
Datum Kifid uitspraak | 25-10-2022 |
Bindend of niet-bindend advies | Bindend |
De premie voor de dekking van overlijden.
Elke beleggingsverzekering is minimaal een levensverzekering waarin een dekking voor het overlijden van de verzekerde moet zijn opgenomen. Het kan daarbij gaan om een vaststaande, vooraf kenbaar gemaakt en overeengekomen premie (zgn. Unit Linked verzekeringen) óf om een niet vaststaande, achteraf periodiek vast te stellen premie waarbij, als er sprake is van een vast verzekerd kapitaal, de waarde van de beleggingen in mindering worden gebracht op het verzekerde kapitaal (zgn. Universal Life verzekering).
Artikel 2 lid 2 sub h Riav 1994/1998 houdt een verplichting in voor de verzekeraar om de premie voor de hoofddekking (voortijdig overlijden) te vermelden. De rechtbank Gelderland heeft inzake een collectieve procedure tegen Achmea bepaalt, kort gezegd, dat ‘over de hoogte van de overlijdensrisicopremie geen overeenstemming kan zijn bereikt en dat deze onverschuldigd is betaald. De ORV premie was niet van tevoren bekend en kon dus ook niet gegeven worden in de precontractuele informatie. Daardoor kan over de hóógte van de ORV premie geen overeenstemming bestaan. Er is volgens de rechtbank sprake van een ‘leemte in de overeenkomst die kan worden aangevuld, rekening houdend met eisen van redelijkheid en billijkheid’ (ECLI:NL:RBGEL:2020:2039).
In deze rechterlijke uitspraak heeft de Geschillencommissie geen trek want dit sluit niet aan bij het voornemen klachten over beleggingsverzekeringen ongezien verjaard te verklaren. Dat blijkt onder meer uit onderstaande, door uw Commissieleden ontelbare malen herhaalde, uitspraak:
‘De consument stelt dat de hoogte van de overlijdensrisicopremie niet is overeengekomen. De verzekeraar voert aan dat deze stelling niet te volgen is. Van een leemte is geen sprake. Partijen zijn in artikel 16 van de algemene voorwaarden overeengekomen aan de hand van welke factoren en berekeningsmethodiek de overlijdensrisicopremie wordt bepaald. Door over de berekeningswijze wilsovereenstemming te hebben bereikt, is ook wilsovereenstemming bereikt over de hoogte van de overlijdensrisicopremie. De commissie volgt de verzekeraar hierin. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond’
De commissie blijft maar herhalen dat de Consument had moeten weten dat er een risicopremie staat tegen de dekking voor het overlijdensrisico. Er wordt geen aandacht besteedt aan de aangehaalde uitspraak waarin niet wordt betwist dat een premie verschuldigd is maar dat over de hóógte van de premie geen overeenstemming bestaat. Het past simpelweg niet in het Kifid narratief.